Honden horen niet in bed
De Raad voor Dierenaangelegenheden kwam op 29 september met een lijvig stuk, de “Staat van het dier”. Ruim 199 bladzijden waarin de adviesraad van de regering op huisdieren, productiedieren, dieren in de natuur en proefdieren bespreekt. Het stuk, gebaseerd op een enquete onder ruim 1000 Nederlanders, moet een leidraad bieden voor de richting en de adviezen welke de RDA de komende jaren gaat geven.
De rol van huisdieren is hier natuurlijk –voor een site als Dogzine- de meest interessante, alhoewel ook de andere onderwerpen de moeite van het lezen waard zijn. Bieden de essays veel nieuws? Nee, zeker niet voor huisdieren, de RDA beroept zich immers op het onderzoek van de laatste jaren. Wel maakt het duidelijk welke denkrichting de RDA heeft en hoe zich dat de komende jaren als speerpunt in het regeringsbeleid zou kunnen uiten.
Met “honden horen niet in bed” geeft de RDA die richting aan. Volgens de RDA lijkt het alsof we doorslaan in de vermenselijking van het (huis)dier, we antropomorfiseren te veel. En daarmee, aldus de RDA, gaan we voorbij aan het dier en zijn behoeftes. “Bij gezelschaps- en hobbydieren is er in de afgelopen 25 jaar veel verbeterd, mede dankzij de professionalisering van de gezondheidszorg voor deze dieren. Maar er blijft continu een kritische beschouwing nodig van ingrepen aan deze dieren, het bedrijfsmatig fokken, erfelijke gebreken bij rasdieren, het fokken op extreme kenmerken en gezondheidsrisico’s door samenleven van mens en dier (bijvoorbeeld obesitas en zoönosen). Onze toegenomen kennis van diergedrag spoort aan tot een vermindering van verveling bij bijvoorbeeld paarden, dieren in dierentuinen, of honden en katten in een stedelijke omgeving. Daarnaast is er een groeiende discussie over de noodzaak om grenzen te stellen aan de relatie tussen gezelschaps- en hobbydieren en mensen. Gezelschapsdieren worden gezien als gezinsgenoten en nemen de rol in van vriendjes en speelmakkers – in sommige gevallen zelfs de rol staat van het dier – 193 van kinderen en levenspartners. Partnerschap – zoals de Raad dit begrip gebruikt – betekent ook het accepteren van de eigenheid van dieren, met hun gedragsrepertoire en behoeften. Waar het om gaat, is of we het dier als dier kunnen zien en respecteren. De kritische nuancering en bevestiging van de eigenheid van het dier verdient in de komende jaren
Dier of mens
Kort samengevat, een van de drie speerpunten ten aanzien van gezelschapsdieren is “Verkennen van de grenzen in de relatie tussen gezelschaps- en hobbydieren en mensen.” Zijn de dieren waar we affectieve relaties mee onderhouden beter af als we onszelf op hen projecteren? Waar gaat dat goed en waar gaat het fout? Hoe kunnen de ethologie en ecologie ons dan corrigeren? Dat het vermenselijken van dieren in reclames waar katten zich tegoed doen aan dure bouliabaisse de kat niet schaden, hij slobbert de dure hap wel op, klopt. Maar bij de beruchte kortsnuitrassen is die vermenselijking wel mogelijk schadelijk. “Het brede ronde gezicht en de gedrongen bouw van deze honden roepen sterke gevoelens van vertedering op – deze kenmerken stimuleren de relationele spiegelneuronen in onze hersenen. Maar hondenrassen zoals de mopshond en de Franse bulldog lijden ernstig onder deze uiterlijke kenmerken.”
Dieren worden, mede dankzij allerlei bekende ethologen als Frans de Waal, steeds meer gezien –en terecht- als wezens met eigenwaarde en gevoel. Het schuurt echter tussen twee groepen mensen, enerzijds diegenene die dieren zien als levend volgens de wetten der natuur. Zij zijn ervan overtuigd dat ze dieren zo het meeste recht doen. Daarbij past het wel en wee van dieren in hun natuurlijke leefomgeving. Een voorbeeld zijn de beheerders van de Oostvaardersplassen die van mening waren dat de verhongerende edelherten ‘puur natuur’ waren. Veel mensen die met dieren werken – bijvoorbeeld ethologen, dierhouders, dierenartsen en wetenschappers die dierproeven uitvoeren – verhouden zich op deze wijze tot dieren. Zij ontkennen zeer beslist niet dat dieren bewustzijn hebben, gevoel hebben en kunnen lijden.
Anderzijds de –meest- particulier die zijn hond kleertjes aandoet, zijn kat juwelen geeft. Zij kennen de dieren een bewustzijn en gevoeligheid toe als ware het van henzelf.Dat wordt een probleem zodra de dieren geen dier meer kunnen zijn. Dus wanneer dat schattige hondenjasje vooral niet vies mag worden en de hond niet in door modder mag rennen. Sommige van deze mensen aanvaarden niet dat dieren ook anders kunnen worden bezien. Zulke mensen kunnen via sociale media een grote invloed hebben op de publieke opinie en op het beleid. Bij beide uitersten kan het fout gaan. Wie dieren als mensen behandelt, kent te veel eigenschappen van zichzelf aan dieren toe. Dat biedt een wankele basis voor de morele en juridische positionering van het dier. Dieren zijn geen mensen. Omgekeerd gaat het ook fout als mensen dieren uitsluitend beschouwen als wezens die leven volgens de wetten van de natuur. Zulke mensen lopen het gevaar dat ze over het hoofd zien dat zij zelf de veroorzaker zijn van sommige problemen. Daardoor ontlopen zij hun morele verantwoordelijkheid om dieren te beschermen. Aldus de RDA. En dus concludeert de adviesraad “Gezelschapsdieren zijn bij uitstek dieren waar wij relaties mee aangaan. Zij zouden er enorm bij gebaat zijn als we onze relatie met hen zouden baseren op kennis over hun bewustzijn, emoties en gedragsrepertoires. Over hun essentiële en niet-essentiële preferenties en over hun gedrag wanneer ze gefrustreerd raken. Bovendien zou het geweldig helpen wanneer we hun signalen goed zouden waarnemen – alsmede hun reacties op ons gedrag, onze stemming, lichaamstaal en taal. Ethologen en ecologen kunnen ons daarbij helpen. Een aspirant-hondeneigenaar doet er bijvoorbeeld goed aan zich te verdiepen in hondengedrag, hondenlichaamstaal en de principes van roedelverhoudingen. Waar het om gaat, is of we het dier als dier kunnen zien en respecteren. Wij relatiewezens hebben ethologen en ecologen nodig om ons beter naar dieren te leren kijken, om van daaruit de relaties op te bouwen. Die professionals hebben we nodig om zin en onzin van elkaar te onderscheiden, om de bouwstenen aan te leveren om de morele status van dieren te beschrijven en om dieren een plaats te geven in ons juridisch systeem. Daarna kunnen de filosofen, ethici en juristen aan de gang – niet omgekeerd.
Welzijn
De twee andere speerpunten liggen veeleer bij dierenwelzijn. Want – zo concludeert de RDA- ondanks dat mensen dierenwelzijn enorm belangrijk vinden gaat het toch nog heel vaak mis. De band tussen mens en gezelschapsdier of hobbydier wordt hechter. Dieren betekenen veel voor mensen – vooral honden, katten en paarden. Eigenaren zijn tot grote offers bereid en stellen hoge eisen aan de veterinaire zorg. Deze ontwikkeling heeft over het algemeen een positief effect op het welzijn van de dieren, maar er zijn ook schaduwzijden. Men waant zich soms ten onrechte deskundig, risico’s worden onderschat en is er onvoldoende erkenning voor de behoeftes van het dier. Waar voorheen vertrouwd werd op de kennis en adviezen van instituties en deskundigen, sprokkelen mensen tegenwoordig vaker hun eigen waarheid bij elkaar – vooral via internet. Dat betreft ook de aankoop van dieren, die zich door de komst van internet gemakkelijk aan kwaliteitscontrole onttrekt.”
Zo constateert de RDA dat er –voor mens en dier- gezondheidsrisico's zijn. Dieren die in bed slapen –dat bleek hierboven al- is een not done voor de RDA. “Zestig procent van de eigenaren laat de hond of kat in de slaapkamer; 45% (hond) en 60% (kat) van de dieren mogen op bed en 18% (hond) en 30% (kat) slaapt bij de eigenaar in bed. De helft van de baasjes die hun huisdier in bed of in de slaapkamer laat slapen, is zich in het geheel niet bewust van de risico’s voor de eigen gezondheid.” En oook de langlopende discussie over rauw voeren –en de bacteriele gevaren daarvan- haalt de Raad weer boven. Wetenschappelijke inzichten over deze risico’s worden soms weggezet als ‘wetenschap is ook maar een mening’. Het is daarom heel belangrijk dat dierenartsen deze gevaren onvermoeibaar onder de aandacht van hun collegae in de humane geneeskunde brengen en dat branchepartijen werken aan certificering om de veiligheid van rauw vlees te borgen.”
Ook zijn er meer risico’s voor de dieren zelf. “en groeiend probleem van een heel andere orde is dat gezelschapsdieren net als mensen welvaartsziekten ontwikkelen. Zo is het aantal honden en katten met obesitas de afgelopen jaren schrikbarend toegenomen. Volgens de laatste schattingen lijdt een op de drie Nederlandse honden en katten aan overgewicht of obesitas. Men denkt de dieren aan zich te binden door ze te voeren en te belonen – door hen te verwennen met voedingsproducten die voor een huis- of hobbydier feitelijk ongeschikt of overbodig zijn. Mensen weten meestal wel dat het niet goed is, maar het blijft uitermate lastig om deze aandrang te beheersen.”
En welzijn lijdt ook onder emotie. “Op het cruciale moment dat het besluit valt om een specifiek dier aan te schaffen, dreigt kennis te worden geparkeerd en volgen mensen hun hart en de mode. (…) Het uiterlijk van het huisdier is belangrijker geworden, zeker nu het dier deel uitmaakt van het gezin. We willen immers iets prettigs om naar te kijken in de woonkamer. Daarnaast zegt het uiterlijk van het dier ook iets over uzelf – het straalt op u af. Denkt u aan de pitbull-achtigen die voor sommige mensen stoer gezelschap vormen. Mensen willen een dier dat qua uiterlijk of gedrag bij hun ideale zelfbeeld past – het dier is een onderdeel van onze eigen identiteit geworden. Sommigen gaan nog verder en willen dat het lichaam van hun hond of kat een specifieke vorm heeft – buitensporig groot of juist heel klein en gedrongen, een korte snuit, grote ogen, buitensporig veel rimpels of een kleine kop. Helaas ondervinden huisdieren door deze zogenaamde ‘over-typering’ vaak een leven lang last van gezondheidsproblemen. Dit is een schrijnend gevolg van het doorfokken op uiterlijke eigenschappen die in de smaak vallen. We zien ook dat reclames en films waarin bepaalde rassen figureren – vaak in een menselijke rol – de vraag naar deze dieren aanwakkeren. Hetzelfde geldt voor modedieren van beroemdheden. Fokkers kunnen onmogelijk tijdig en op een verantwoorde wijze aan die toegenomen vraag voldoen. Het gevolg is een toename van lookalikes en importhonden – gefokt door fokkers die zich niet aan de regels van rasverenigingen hoeven te houden.”
Internetkennis
Veel zorgen maat de RDA over het feit dat kennis er wel is –zelfs goede, gedegen kennis via experts, maar dat mensen de kennis vooral in hun eigen bubbel ophalen dan wel details verzamelen overal op internet, waarbij de kern verloren gaat. En mensen het door de bubbel niet meer zien. Het gezag van deskundigen is echter niet meer vanzelfsprekend. Lange teksten worden niet door iedereen gelezen. Mensen verzamelen her en der kleine losse stukjes informatie en verwerken dat – meestal nadat ze hierover van gedachten hebben gewisseld met bekenden of via sociale media – tot iets waar ze mee verder gaan. Wat als waarheid wordt geaccepteerd, is het resultaat van een convergerende wolk informatie in de cloud.
“Eigenaren accepteren die (rasgebonden, red) problemen vaak als ‘normaal’ en ‘typisch voor het ras’.Onderzoek door de Hogeschool Van Hall Larenstein wijst uit dat bijna 95% van de houders van ‘risicovolle’ honden – honden met meer dan gemiddeld rasgebonden gezondheidsproblemen – aangeeft het ras of de soort zo nodig opnieuw te willen aanschaffen, ondanks dat ze zich bewust zijn van de risico’s en de bijkomende kosten. En meer dan 75% van deze groep zegt het risicovolle dier eventueel ook aan anderen aan te bevelen. Voor deze mensen telt de passie voor een bepaald type hond dus zwaarder dan de problemen van het ras. ‘Bekendheid met het type’ en ‘de positieve waardering van anderen’ bleken de relevante sociale factoren die de aanschaf stimuleren. Bovendien bleken deze respondenten veelal getypeerd te kunnen worden als ‘eigengereid’. Traditionele voorlichting heeft dan ook weinig effect op deze groep. Het zal effectiever zijn om de sociale prikkels voor aanschaf te devalueren.”
Positief is de RDA over de initiatieven voor gezonde fok. “Gelukkig wordt er een enorme vooruitgang geboekt in het begrijpen van erfelijke ziekten, die zowel bij raszuivere dieren als bij lookalikes voorkomen. Initiatieven als het ‘Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren’ (LICG), ‘Petscan’ en ‘Fairfok’ zetten fokkers en dierenhouders aan tot het beter fokken en houden van gezelschapsdieren.” Alleen, of die gezonde fok dan ook de hond levert die wordt gekocht? De enquête van de RDA laat zien dat “maar 27% van de respondenten aangeeft dat zij een hond het liefst bij een rashondenfokker aanschaft; 45% zei een hond het liefst uit een dierenasiel te halen.” Dat laatste kan –zo meent de Raad ook, een sociaal wenselijk antwoord zijn. Dat zou een sociaal wenselijk antwoord kunnen zijn. Want –ook dat ziet de RDA- de invoer van tienduizenden zieke pups uit twijfelachtige fokkerij in het Oostblok neemt alleen maar toe, gecombineerd met de georganiseerde zware criminaliteit die daaromheen hangt.
De RDA komt op het welzijnsgebied voor huisdieren dan ook tot de volgende conclusies:
• Verdere professionalisering aanmoedigen en partijen faciliteren en stimuleren tot onderlinge samenwerking in de keten en met kennisinstellingen, teneinde te komen tot beter inzicht in de aard en omvang van dierenwelzijnskwesties en gerichte maatregelen ter voorkoming van problemen;
• Betrouwbare kennis blijven ontsluiten via bijvoorbeeld LICG, maar vooral ook vanuit deskundigheid proactief deelnemen aan discussies over dierenwelzijnskwesties in fora, platforms, communities en op internet;
• Kennis ontwikkelen en kennisinfrastructuur versterken – nodig om belangen van gezelschaps- en hobbydieren beter te doorgronden en te voorkomen dat dierenwelzijnskwesties onbedoeld projecties van mensen worden;
• Binnen diersectoren en gebruikersgroepen transparante gedragscodes ontwikkelen voor het borgen van dierenwelzijn en naleving bevorderen;
• Inrichten van een onafhankelijke toetsing die toeziet op de diervriendelijke kwaliteit van ontwikkelde standaarden en gidsen voor goede praktijken;
• Met innovatieve, indirecte vormen van (online) communicatie bij potentiële houders van gezelschaps- en hobbydieren weloverwogen keuzes voor de aanschaf en verzorging van dieren stimuleren en aanschaf van over getypeerde dieren ontmoedigen.
In concreto blijven er daarna twee speerpunten over voor de RDA voor de komende vier jaar, na welke periode het onderzoek moet worden herhaald: de RDA gaat vooral voor:
• Aanpak van obesitas bij gezelschaps- en hobbydieren;
• Welzijn en gezondheid van het dier bij deelname aan sport en ontspanning.
Zoals gezegd een lezenswaardig –zij het weinig nieuws brengend rapport- dat aangeeft in welke richting de RDA de komende jaren denkt. U bent –afhankelijk van uw mening- gewaarschuwd dan wel voorbereid.